126
10 APRIL 1940.
uitsluitend flnancieele motieven de doorslag gevende redenen
voor het streven van Breda zijn!
Ik wil nog even terugkomen op het reeds eerder door
mij aangehaald prae-advies van Uw College d d. 19 Maart j.l.
De samenstellers daarvan hebben blijk gegeven van een
gedegen, zakelijke kennis van en kijk op de geleidelijk voor
de omgeving van Breda gegroeide wanverhoudingen, zoowel
in economisch, sociaal, als cultureel opzicht.
De waarde, de beteekenis en de juistheid van den inhoud
van dat prae-advies wordt niet aangetast door zgn. derde
rangs romannetjes-stijl, als te lezen is in het door de
gemeente Ginneken uitgegeven blaadje „De Alarmklok'',
dat spreekt van „moord" en de „gevolgen van dien moord''.
De schrijver van die huiveringwekkende bewoordingen,
zal de portee daarvan vermoedelijk niet zoo hebben door
dacht, öf hij heeft wellicht bij het neerpennen daarvan,
het beeld van den goeden moordenaar voor zijn geestesoog
zien verschijnen.
Hoe het zij. Mijnheer de Voorzitter, die bewoordingen
zullen voor ieder onbevooroordeelde worden aangevoeld
als een gebrek aan zakelijke, krachtige of overtuigende
argumenten.
Men spreke ook niet, gelijk meergenoemde Ginnekensche
Wethouder deed, over het behoud van wat men noemt
„historisch gegroeide toestanden"! Zeker niet met de be
doeling daarmede te ageeren tegen de voorgestelde grens
wijziging.
Met dergelijke leuzen is het algemeen belang niet gediend.
Integendeel, veel wat zgn. historisch gegroeid is, zal moeten
verdwijnen, hetgeen duidelijk is voor ieder, die den polsslag
van den tegenwoordigen tijd kan en wil voelen.
Een feit toch is het, dat als het ware iederen dag opnieuw
wordt afgebroken, wat kort tevoren nog als een ideaal
werd opgebouwd en aanbeden.
Neen, Mijnheer de Voorzitter, en hier moge ik weer
geven, wat in Uw meergenoemd prae-advies zoo klaar en