10 APRIL 1940. 127
edenen duidelijk is vermeld de feitelijke, werkelijke toestand is
deze, dat, vooral na de beperkte grenswijziging van 1927,
r door de omliggende gemeenten en speciaal Ginneken zich met
aartj.l. haar nieuwbouw hebben georiënteerd op en naar de stad
an een Breda.
jk voor De geleidelijke samengroei van de omliggende gemeenten
zoowel met de stad Breda, heeft er toe geleid, dat de aan de
peripheric gelegen wijken der grensgemeenten, practisch
inhoud reeds behooren tot de buitenwijken van Breda,
derde- Doch dat heeft er tevens mede toe geleid, dat Breda als
>or de met een ijzeren gordel door die buitenwijken is omsloten
iklok'', en machteloos moet toezien, dat duizenden gezinnen, die
oord". feitelijk in de Bevolkingsregisters van Breda moesten zijn
lingen, ingeschreven, gedwongen worden zich buiten Breda te
door- vestigen.
iarvan, Zoo en niet anders is de werkelijke toestand, waarvan
tesoog vanzelfsprekend het gevolg is geweest een beperkte vesti
gingsmogelijkheid voor Breda, welk percentage o. a. (na
dingen 1927) voor Breda 17 en voor Ginneken 45 bedraagt,
evoeld Daarbij is het eveneens een feit, dat het grootste deel
igende der bewoners van die aangrenzende gemeente-wijken, hun
ambt of beroep uitoefenen in Breda en profiteert op alle
ensche gebied van de voordeelen en gemakken, welke Breda hun
noemt biedt, doch waarvan de belangrijke kosten alleen door de
de be- Bredasche ingezetenen mogen en moeten betaald worden,
grens- Nogmaals, Mijnheer de Voorzitter, zoo is de werkelijke
toestand en niet anders.
;diend. Tot slot nog een enkel woord over de van andere zijde
noeten aangewezen mogelijkheid, om de grenzen ongewijzigd te
olsslag laten en de mis- en wantoestanden op te heffen of te ver
beteren middels de door de Wet mogelijk gemaakte samen-
>nieuw werking.
ideaal Met een enkel woord heb ik hierover reeds, ten aanzien
van den Reinigingsdienst, gesproken, waarbij bleek, dat de
weer- omliggende gemeenten van samenwerking niets wilden
aar en