25 APRIL 1940.
139
->
Tegenwoordig: de heeren H. J. VAN HOUTEN, G.
LEEMAN, C. J. LAUREIJ, J. M. MEIJVIS, J. F. A.
ELICH, C. A. CRUL, Mr. PLEIJTE, J. N. KROONE.
CHR. M. WINKELHAGE. J. A. MEIJS, H. W. E.
VAN GASTEL. A. MABELIS, TH. J. J. A. SPOELDER,
S. KOOIJMAN, Ir. F. S. A. VAN DER WERF. Ir. A.
F. J. BEUKERS, J. J. KAMPHUIS, B. COHEN, L.
JONKER, A. C. B. VAN ARENDONK, Mr. A. A. M.
STRUIKEN, A. A. J. M. LOONEN, R. HEER, A. M.
VAN OOSTERHOUT, Mr. E. L. H.M.VAN MIERLO
en P. C. VAN DEN WIJNGAARD.
Afwezig de heer C. L. M. BRANTJES.
Voorzitter: de heer B. W. Th. VAN SLOBBE, burge
meester.
Secretaris de heer Mr. Ph. I. E. VAN WOENSEL.
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het
gebed uit, waarvan de tekst is opgenomen in artikel 8a
van het Reglement van orde voor de vergaderingen van
den Gemeenteraad.
Daarop deelt Spr. mede, dat in verband met de aan
wijzing van den heer B. C. Jaspers, die loco-secretaris
was, tot waarnemend gemeente-ontvanger, er een ander
ambtenaar moet worden aangewezen tot waarnemend
secretaris. Burgemeester en Wethouders stellen voor, als
zoodanig aan te wijzen Mr. F. J. J. C. M. van Meer
wijk, commies-chef van de Ie Afdeeling der Gemeente-
Secretarie.
De heer KOOIJMAN vraagt, of het de bedoeling is,
die aanwijzing te doen gelden tot een nieuwen gemeente
ontvanger is benoemd.