25 APRIL 1940. 153 argument van het duurder worden der woningen eigenlijk niet steekhoudend te vinden. Men heeft op den duur toch meer aan een beter soort woningen. Van de vroeger ge bouwde goedkoope woningen heeft men later ook spijt gehad. Spr. wijst in dit verband op de woningen, gebouwd op het eertijds tot Teteringen behoorende grondgebied van Breda. Spr. vindt een hoogte van 2.40 M voor een vertrek te laag. De VOORZITTER: U moet bedenken, dat het slaap vertrekken zijn. Zet men den geheelen dag de ramen open, dan is het toch frisch in de kamer. De heer ELICH zou de woningen liever wat duurder laten worden; de Gemeente kan dan desnoods meer subsidie verstrekken. De VOORZITTER wijst er op, dat men in deze af hankelijk is van het Rijk; men is aan allerlei voorschriften gebonden. De heer VAN OOSTERHOUT vraagt, of er bezwaar bestaat tegen het houden van een tweeledige aanbesteding, zooals door den heer Elich is aangegeven. De VOORZITTER antwoordt, dat daartegen geen bezwaar bestaat. De heer VAN HOUTEN kan zich met den gedachten- gang van den heer Elich vereenigen. Spr. constateert, dat de opmerking van zijn partijgenoot Kamphuis, over het niet-voldoen van de ontworpen woningen aan de be palingen der Bouwverordening, inderdaad juist is geweest. Vervolgens zegt Spr., dat er meer en meer verzet komt tegen de woningpolitiek der Regeering; er komen steeds meer arbeiderswoningen van een minder type dan men thans gewend is. Al zal men wel niet anders kunnen doen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 153