27 JUNI 1940.
179
krijgshandelingen. Speciaal wat betreft het aantal slacht
offers onder de burgerbevolking werd onze stad wel zeer
zwaar getroffen. Uit alle kringen der samenleving, in allen
leeftijd treft men ze aan. Sommigen van hen vielen terwijl
zij leiding gaven aan groepen hunner medeburgers, ten
einde deze te trachten te brengen naar plaatsen, waar zij
hen veiliger waanden. Velen trof de dood, ver van de stad
hunner inwoning. Hun lichamen rusten thans in vreemden
grond. Ik moge U verzoeken om eenige oogenblikken
van plechtige stilte, opdat ieder op de wijze, welke zijn
gemoed hem ingeeft, voor velen zal dit een hartelijk
gebed zijn de omgekomen Nederlanders en stadgenooten
gedenke.
Hoe zwaar de slagen ook zijn, welke op onze stad en
onze bevolking neerkwamen, toch past ons ook een gevoel
van dankbaarheid, dat nog niet zwaarder beproevingen ons
werden opgelegd. Het wel zeer moeilijke, na rijp beraad
en ernstige overweging, genomen besluit om de geheele
Bredasche bevolking uit de stad te doen vertrekken en dat
wel op zeer korten termijn, was de logische gevolgtrekking
uit de ter beschikking staande gegevens, dat een afschuwe
lijke ramp over onze goede stad ging losbarsten.
Tengevolge van omstandigheden, welke niemand te voren
ook maar eeniger mate had kunnen voorzien, is het,
Goddank, anders geloopen. Velen konden reeds vrij spoedig
naar huis terugkeeren; vele anderen vonden na langeren
tijd den veiligen weg naar de stad hunner inwoning terug.
Een kleine duizend inwoners onzer stad is tot op heden
dit geluk niet gegeven Uw aller tolk meen ik te zijn,
wanneer ik hen, die nog ontbreken, van harte toewensch,
dat zij binnen den kortst mogelijken tijd, weer deel zullen
kunnen uitmaken van de Bredasche gemeenschap en hun
plaats weer kunnen innemen in familie-en vriendenkringen.
Mijne Heeren. De gewijzigde omstandigheden, waaronder
wij thans leven, brengen mede, dat aanpassing aan nieuwe
toestanden voor menigeen niet eenvoudig zal zijn en dat