27 JUNI 1940. 189 grond zaten, welke gesloopt moesten worden, zij niet zou hebben aangenomen voor een bedrag van f 3000..de opstallen te sloopen. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders gemeend te moeten voorstellen om in deze billijkheidshalve de helft van de onvoorziene kosten voor rekening van de gemeente te nemen. De heer VAN DER WERF vraagt, of er bezwaar tegen i is, de verdere behandeling van dit voorstel aan te houden tot een volgende vergadering, ten einde de zaak inmiddels nader te bekijken. Als de Gemeente rechtens sterk staat, is Spr. er niet voor, haar in de meerdere kosten van slooping te doen bijdragen. De VOORZITTER antwoordt, dat de voorwaarde, volgens welke de slooping moet geschieden met inbegrip van de fundeeringen tot een diepte van 2 M. beneden de aanliggende straathoogte, alleen geldt voor de overeenkomst betreffende de opstallen van de draaierij en de stelplaats. Later werden ook andere terreinen afgegraven en daarbij kwamen de oudere fundamenten aan het licht. Spr. heeft er echter geen bezwaar tegen, de verdere behandeling van dit voorstel aan te houden. Daarop wordt besloten, de verdere behandeling van dit punt aan te houden tot de volgende vergadering. 21. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het verleenen van een crediet voor het aanschaffen van een spanningsconstanthoudinrichting ten behoeve van het Electriciteitsbedrijfaangehouden in de vorige vergadering (Bijlagen 1940, no. 65). Niemand der leden hiertegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 189