27 JUNI 1940.
191
tot
HO,
tot
ens
de
die
oen
->als
de
in
ker
de
om
de
De heer VAN HOUTEN is van meening, dat dit object
beter op de gewone wijze kan worden uitgevoerd. Spr.
heeft daarom bezwaar tegen uitvoering in werkverschaffing.
Het is ook weieens goed, de arbeiders aan normaal werk
te helpen.
De VOORZITTER zegt, dat hij het in normale omstan
digheden met den heer Van Houten eens zou zijn, doch
nu zou er indien men het werk niet in werkverschaffing
uitvoerde, te veel gemotoriseerd materieel bij gebruikt
moeten worden. Dit gaat niet onder de tegenwoordige
omstandigheden; men is thans op de zandtreintjes e. d.
aangewezen. Daarom wordt voorgesteld het object in
handwerk uit te voeren een aantal arbeiders wordt daardoor
gedurende eenigen tijd aan werk geholpen.
De heer VAN HOUTEN heeft daarvoor alle waardeering,
maar er zijn nu eenmaal objecten, die beter op de normale
wijze kunnen worden uitgevoerd. Bij dit werk zijn een
groot aantal vaklieden betrokken. Spr. blijft derhalve op
zijn standpunt staan.
De VOORZITTER meent, dat de heer Van Houten
zich vergist en deze aangelegenheid verwart met het maken
van de overdekte tribune. Bij dit voorstel gaat het om het
maken van de staantribunes. Daarbij zijn geen vaklieden
noodig. Het geldt hier het maken van aarden wallen, dus
alleen grondwerk.
De heer VAN HOUTEN kan zich na deze toelichting
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders ver
eenigen.
Zonder verdere bedenkingen wordt daarop
conform het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.