27 JUNI 1940.
203
Door den aannemer, die zich daarbij op de aanbesteding
beroept, wordt het werk uitgevoerd volgens contract 2
(wegenbouw), terwijl het volgens contract 1 (utiliteitsbouw)
zou moeten geschieden. Volgens contract 2 krijgen de
arbeiders een lager loon dan volgens contract 1. De bouw
vakorganisaties hebben daartegen geprotesteerd. Dit conflict
kan de Gemeente geld gaan kosten, want de organisaties
zullen in het gelijk worden gesteld. Spr. zou daarom willen
vragen, of de Gemeente niet eens met den aannemer in
overleg zou kunnen treden om hem tot een andere handel
wijze te bewegen. De zaak is indertijd verkeerd aanbesteed.
In de tweede plaats wil Spr. opmerken, dat direct na
de evacuatie van Breda door den Dienst van Openbare
Werken verschillende vaklieden zijn aangenomen om de
noodige werkzaamheden te verrichten. Deze arbeiders zijn
nu nog in dienst. Zij krijgen evenwel werkverschafïingsloon,
d.w.z. 34 cent per uur, terwijl andere werklieden, die
hetzelfde werk doen, 43 cent per uur ontvangen. Dit wekt
misnoegen. Spr. verzoekt Burgemeester en Wethouders
daaraan aandacht te schenken.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wet
houders van een conflict bij den onderbouw van den nieuwen
gashouder niets bekend is. Mocht het inderdaad zoo zijn,
dan zal. de Gemeente het wel van de directie van het
werk vernemen. Burgemeester en Wethouders zullen de
zaak dan onderzoeken.
Wat de tweede opmerking van den heer Van Houten
betreft, zegt Spr., dat het na 10 Mei j 1. weieens moeilijk
heden heeft opgeleverd, hoe de losse arbeidskrachten te
betalen. Degenen, die vóór 10 Mei in dienst waren, krijgen
43 cent per uur. Na 10 Mei werden eenige losse arbeids
krachten tegen werkverschafïingsloon in dienst genomen.
Doch allen die normaal gemeentewerk verrichten krijgen
nu 43 cent per uur. De heer Van Houten heeft hierbij