30 JULI 1940.
213
8 a van het Reglement van orde voor de vergaderingen
van den Gemeenteraad. Daarop stelt Spr. aan de orde
punt 1 der agenda.
1. Beëediging van den nieuw benoemden Gemeente-
Ontvanger.
De VOORZITTER verzoekt den bode, den heer
Jaspers binnen te leiden.
Daarop worden door den heer B. C.
Jaspers in handen van den Voorzitter afge
legd de eed van zuivering en de ambtseed,
voorgeschreven in artikel 115 der Gemeentewet.
De VOORZITTER wenscht daarop den heer Jaspers
geluk met zijn benoeming en zegt er van overtuigd te zijn,
dat deze zich ten volle zal geven aan zijn ambt.
Daarop verlaat de heer Jaspers de ver
gadering.
Alvorens verder te gaan met de behandeling der agenda
wil de VOORZITTER nog eenige kwesties bespreken.
Spr. zegt daarop het volgende:
In de vergadering van den Gemeenteraad op 27 Juni 1.1.,
dien ik niet kon voorzitten, heeft de loco-burgemeester,
de heer Van M i e r 1 o, de slachtoffers van den oorlog
herdacht en in juist gekozen bewoordingen uiting gegeven
aan de gevoelens van den Raad ten aanzien van hetgeen
de bevolking van Breda gedurende den laatsten tijd heeft
doorgemaakt.
Ik behoef hierop niet verder in te gaan, doch stel er
prijs op hier te verklaren, dat ook mijne deelneming ten
volle uitgaat naar al degenen, die door het oorlogsgeweld
smartelijk zijn getroffen. Maatregelen worden genomen om
te trachten het lot van hen, die hun kostwinner verloren,