224
30 JULI 1940.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, met
betrekking tot de overeenkomsten, gesloten met verbruikers,
die electrischen stroom afnemen volgens het vastrechttarief,
berekend naar de aansluitwaarde voor winkel-, etalage- en
reclame-verlichting en de oppervlakte der woning (Bijlagen
1940, no. 120).
Den heer HEER is het niet recht duidelijk, waarom
verbruikers, voor wie het vastrechtbedrag berekend wordt
naar de oppervlakte van de woning, geheel van ontheffing
uitgesloten zijn. Spr. vindt het billijk ook hen in de ge
legenheid te stellen, ontheffing van de vastrechtovereenkomst
te bekomen. Men moet hierbij in aanmerking nemen, dat
zij niet voor alle vertrekken en kleinere lichtpunten ver
duisteringsmaatregelen zullen nemen.
Wethouder STRUIKEN antwoordt, dat men heeft ge
meend voor de door den heer Heer genoemde categorie
vastrechtverbruikers niet de gelegenheid tot ontheffing open
te moeten stellen. Bedoelde categorie is niet genoodzaakt
minder stroom te verbruiken. De andere categorieën vast
rechtverbruikers kunnen geen stroom afnemen; bij hen is
overmacht in het spel. Ook moet men rekening houden
met de lasten, welke het bedrijf op zich neemt. Het vast
recht is ter dekking van de vaste kosten van het bedrijf;
de stroomprijs is daarop gebaseerd. Men kan die kosten
zoo maar niet cadeau gaan geven. Het bedrijf koopt op
het oogenblik den stroom al duurder in tengevolge van de
mindere afname. Op grond van een en ander ziet Spr-
niet in, dat men voor deze categorie de gelegenheid tot
ontheffing zou openstellen.
De heer VAN AREN DONK is het met de zienswijze
van Burgemeester en Wethouders eens. Spr. wil echter
opmerken, dat in een circulaire, welke ieder vastrecht-
verbruiker door de Lichtbedrijven is toegezonden, de indruk