30 JULI 1940. 225 is gewekt, dat aan ieder ontheffing kon worden verleend' Velen hebben daarvan gebruik gemaakt om ontheffing te vragen. Later is bekend gemaakt, dat zulks alléén gold voor reclame-verlichting. Vele vastrechtverbruikers zijn daardoor teleurgesteld. Dit had voorkomen kunnen worden door die circulaire duidelijker te stellen. De heer HEER is het met Wethouder Struiken eens, dat degenen, wier vastrechtbedrag berekend wordt naar de oppervlakte van de woning, niet genoodzaakt zijn minder stroom te verbruiken. Zij zullen dit gemakshalve doen. De vastrechtovereenkomst is echter voor een geheel jaar aangegaan; bij het sluiten van het contract wist men niet, wat zou gebeuren, anders had men het niet gedaan. Spr. blijft het billijk vinden, dat, nu het stroomverbruik inderdaad minder is geworden, ook voor die categorie de gelegenheid tot ontheffing wordt opengesteld, tenzij dit de Gemeente te veel zou kosten. Wethouder STRUIKEN zegt, dat men aan bepaalde vaste kosten is gebonden. De door den Heer bedoelde categorie vastrechtverbruikers bevindt zich niet in een positie van overmacht. Men kan er niet aan beginnen ook hun ontheffing te verleenen. De door den heer Van Arendonk aangehaalde circulaire is Spr. niet bekend, althans niet, dat daaruit kon worden afgeleid, dat ieder vastrechtverbruiker ontheffing van zijn contract kon verkrijgen. De heer VAN ARENDONK: De circulaire was zeer onhandig gesteld. Wethouder STRUIKEN drukt zijn spijt daarover uit en zegt, dat hij zal nagaan, hoe zij tot stand is gekomen. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 225