228 30 JULI 1940. met de N.V. Ned, Pettenfabriek voorheen J. P. Mol (Bijlagen 1940, no. 123). Zonder eenige bedenking wordt dienovereen komstig besloten. 23. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om hen te machtigen de helft of f 1500.bij te dragen in de meerdere kosten van slooping van de Machinefabriek „Breda" (Bijlagen 1940, no. 99), aangehouden in de vorige vergadering. De heer VAN OOSTERHOUT verklaart de desbe treffende overeenkomst te hebben ingezien. Hij kan daarin echter geen aanleiding vinden om zijn standpunt te herzien z. i. moet de aannemer in deze alle risico op zich nemen. Spr. kan zich dan ook niet met het voorstel van Burge meester en Wethouders vereenigen. De heer MABELIS zegt, dat, als het inderdaad een uitgemaakte zaak was, dat volgens het contract alle funda menten moeten worden gesloopt, hij er niet voor zou voelen om uit een billijkheidsoogpunt de helft of f 1500.— in de meerdere kosten van slooping bij te dragen. Spr. kan echter uit de desbetreffende clausule niet de conclusie trekken, dat alle fundeeringen moeten worden opgeruimd. De woorden „fundeering", voorkomende in de bewuste clausule, slaan kennelijk op de fundeering van de te sloopen draaierij en stelplaats. Daarom kan Spr. zich zij het dan op andere gronden dan in het prae-advies worden aangevoerd met het voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen, ten minste als de Machinefabriek daarmede genoegen neemt, anders zal de Gemeente z. i. verplicht zijn de geheele meerdere kosten te vergoeden. De heer VAN DER WERF heeft ook het bewuste contract ingezien. Spr. heeft daaruit opgemaakt, dat onder

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 228