30 JULI 1940.
229
de slooping begrepen is alles wat zich aan fundeering
binnen de te sloopen gebouwen bevindt. Verder staat zelfs
nog in het contract, dat het terrein bouwrijp moet worden
opgeleverd. Het kan dus niet anders of alle fundeering
moet worden opgeruimd. Men kan zich derhalve niet be
roepen op dingen, welke later aan den dag treden. Dit
behoort tot het risico van den aannemer. Bovendien, als
er iemand was, die kon weten, wat er onder den grond
zat, dan was het wel de Machinefabriek. Er zou dus alleen
nog maar kwestie kunnen zijn over eventueele buiten de
te sloopen gebouwen gevonden fundeeringen.
De lezing van het contract heeft Spr. nog versterkt in
de meening, dat er geen aanleiding is voor de Gemeente
om in de meerdere kosten der slooping tegemoet te komen.
De heer ELICH verklaart het eens te zijn met den heer
Mabelis. Er is, zegt Spr, een klein verschil tusschen
het contract en het voorstel; het eene spreekt van „fun
deering", het andere van „fundeeringen". De bedoeling
van het contract is z. i. door den heer Mabelis juist
weergegeven. Er had bovendien bij moeten staan: „alle
fundeeringen, ook die buiten de gebouwen". De zaak is
niet duidelijk uitgedrukt. Spr. weet niet hoe de Machine
fabriek het werk heeft uitbesteed, doch hij heeft den indruk
gekregen, dat de Gemeente in deze zwak staat.
De VOORZITTER zegt, dat in het eerste contract
staat: „de fundeering"; dit slaat alleen op de fundeering
van de draaierij en de stelplaats. De onbebouwde gronden,
die bouwrijp moeten worden opgeleverd, waren die, welke
door de slooping van die gebouwen ontstonden. Dit zijn
de gronden, waarover de heer Van der Werf het
zooeven had. Later werd aan de Machinefabriek op de
overige terreinen nog een zestal opstallen ter slooping
verkocht. Daarbij is gezegd: deze gebouwen moeten óók
met alle fundeeringen worden gesloopt. Niemand heeft