30 JULI 1940.
231
is van meening. dat de Gemeente ook in dit geval geen
billijkheidsoverwegingen mag laten gelden.
De VOORZITTER geeft volkomen toe, dat de Gemeente
niet verplicht is in de hoogere kosten tegemoet te komen,
maar het is, naar de meening van Burgemeester en Wet
houders, billijk zulks te doen. Bij den bouw van de nieuwe
Mauritsbrug is men gestooten op een stuk van een ouden
stadsmuur. De aannemer is langen tijd bezig geweest om
dat stuk muur weg te werken. In dat geval heeft het Rijk
ook goedgevonden, dat er vergoeding werd gegeven.
De heer SPOELDER vindt het niet juist in het onder
havige geval gevoelsargumenten te laten gelden. Straks
komen er andere dergelijke gevallen en dan vormt dit een
gevaarlijk precedent. De Gemeente heeft met de Machine
fabriek een contract. Als hij zich daaraan houdt, is zij
volkomen in haar recht.
De VOORZITTER zegt, dat hier geen sprake is van
gevoelsargumenten; men kon te voren niet weten, dat er
nog oude fundamenten in den grond zaten. Het is derhalve
billijk, voor het sloopen daarvan vergoeding te geven.
Wethouder STRUIKEN merkt op, dat, van juridisch
standpunt gezien, de Gemeente niet zoo sterk staat. De
bedoeling van de overeenkomst kan niet anders zijn dan
dat de grond bouwrijp moet worden opgeleverd, maar de
letterlijke tekst is anders. Nu is de algemeen gangbare
juridische opvatting, dat als de bewoordingen duidelijk zijn,
niet door uitleg daarvan mag worden afgeweken.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt hierop in stemming gebracht en aangenomen
met 12 tegen 10 stemmen.
Voor: de heeren Mabelis, Van Houten, Brantjes,