30 juli 1940.
24?
instanties, die voor stroo en eten zouden zorgen. Er kwamen
dien dag reeds honderden personen per rijwiel uit Breda,
die in scholen werden opgenomen. Sommigen gingen op
eigen gelegenheid verder door, zooals ook automobilisten
deden, zonder zich te melden.
Getracht werd een overzicht te verkrijgen van de scholen,
welke beschikbaar kwamen. Dit was zeer moeilijk, daar
wel een opgave van alle scholen aanwezig was, maar deze
over de stad verspreid waren en ook voor Belgische
vluchtelingen moesten dienen, die met tienduizenden uit
Oostelijke richting Antwerpen binnenkwamen.
Op Maandag 13 Mei kwam reeds vroeg bericht binnen,
dat Belgen uit Brasschaet en omgeving door Antwerpen in
de richting van Gent werden gezonden. Overwogen werd
of het niet gewenscht zou zijn de Bredasche geëvacueerden
ook voor een deel door te zenden in Westelijke richting
en hen daar eenigermate te verspreiden. Burgemeester
Huijsmans achtte het n. 1. beter de Bredanaars verder
te voeren en verwees daartoe naar den Nederlandschen
Consul en naar de militaire overheid. De Nederlandsche
Consul bleek echter onvindbaar. De vice-consul kon niet
helpen, doch maakte contact met de militaire autoriteiten
mogelijk. De Commandant van het militaire gebied deelde
mede, bericht te hebben ontvangen, dat er 30.000 vluchte
lingen uit Nederland zouden komen, waarvan Antwerpen
er 15.000 kon ontvangen. Hij raadde aan, met den Neder
landschen Gezant te Brussel het vraagstuk der geëvacueerden
te gaan bespreken. Bij bezoek aan den Gezant adviseerde
deze, de menschen door te zenden. In Zeeuwsch-Vlaanderen
konden 20.000 menschen worden geplaatst. 5 groote treinen
stonden gereed voor het vervoer naarTerneuzen. Daarmee
konden 10.000 menschen tegelijk worden vervoerd. Hij
achtte het geraden niet allen in Antwerpen te laten, ook
met het oog op overbevolking.
Wat niet naar Zeeuwsch-Vlaanderen zou kunnen, kon
voorloopig in Antwerpen blijven. Zij zouden dan bij een