252 30 JULI 1940. Voor iedere school werd getracht een geschikt leider te verkrijgen; grootendeels werden die uit de eigen menschen aangewezen; hier en daar nam het schoolhoofd de leiding op zich. De stroom van vluchtelingen hield aan. Met vrachtauto's en per flets konden ongeveer 5000 menschen worden door gezonden. Met den Gouverneur der provincie Antwerpen werd nogmaals contact gezocht om treinen beschikbaar te krijgen. Hij deelde mede, dat de treinen voor militaire doeleinden ter beschikking moesten blijven. In den voor middag kwam uit Zeeland telefonisch bericht van den Majoor der Koninklijke Marechaussée, dat Fransche troepen Zeeuwsch-Vlaanderen bezet hadden, en dat het land voort durend onder bombardement lag. Alle vluchtelingen, die er nog zouden heengaan, zouden worden teruggezonden. Dit is ook met hen, die reeds onderweg waren, geschied. Naar aanleiding van deze mededeeling werd getracht verbinding te krijgen met het Hoofd van den Economischen Dienst van de Burgerwacht, die de leiding der menschen in Zeeuwsch-Vlaanderen op zich had genomen. Deze berichtte, dat inderdaad niemand meer naar Oost-Zeeuwsch-Vlaan- deren mocht. Degenen, die er al waren, zouden den vol genden dag naar Aardenburg of Brugge moeten doortrekken. Later vroeg hij, wat hij doen moest met de ongeveer 2000 menschen, die hij onder zich had. Hem werd gezegd, den anderen dag door te gaan naar Brugge en vandaar te melden, of de stad en vooral de omgeving daarvan ge- evacueerden konden opnemen. De Burgemeester van Ant werpen deelde in een onderhoud mede, dat hij de evacuatie in de richting van Gent en Brugge voorbereidde. Het stond echter niet vast, of deze zou worden uitgevoerd. Hij raadde sterk aan, onze menschen vooruit te verspreiden rondom St. Nicolaas en Brugge, waar hij meende, dat het rustig zou blijven. Ongetwijfeld scheen het, dat de voor de spreiding uitgekozen strook gunstig was, daar, indien Antwerpen viel, de Franschen en Belgen Zeeuwsch-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 252