3a JÜLP 194Ó. critiek op den Burgemeester en zijn helpers is uitgeoefend en spreekt zijn afkeuring daarover uit. Spr. zou dien critici weieens willen vragen, of zij kans hadden gezien het onder die omstandigheden beter te doen. Er zijn in die dagen slachtoffers gevallen. Dit valt ten zeerste te betreuren. Men moet er zich echter aan- den anderen kant over verheugen, dat er niet meer Bredasche burgers aan het oorlogsgeweld ten offer gevallen zijn. Spr. betuigt het oprecht medevoelen van den Raad met de nabestaanden van de slachtoffers; Vervolgens brengt Spr. hulde aan de gemeenten i.h. b. aan Antwerpen, Hoogstraten, Zundert en Rijsbergen die alles hebben gedaan, wat zij konden doen om de Bredasche vluchtelingen te helpen. Spr. besluit met hulde te brengen aan Wethouder Van M i e r 1 o voor de buitengewone activiteit, welke hij te Zundert heeft ontplooid ten behoeve van de daar ver blijvende Bredasche geëvacueerden, ondanks het feit, dat hij zelf in onwetendheid verkeerde omtrent het lot van zijn vrouw en kinderen. Laten wij vertrouwen, zegt Spr., dat de gebrachte offers niet tevergeefs zijn geweest en dat God onze goede stad zal sparen voor verdere rampen. De VOORZITTER verklaart, den- heer- Spoelde r erkentelijk te zijn voor de namens den Raad tot het College gesproken waardeerende woorden. Het verheugt Spr. ten zeerste, dat de heer Spo elder een welverdiende hulde heeft gebracht aan den heer Van M i e r 1 o. Spr. heeft zooeven niemand van het College afzonderlijk genoemd'; alle leden daarvan hebben, hetgeen zij- voor de geëva cueerden hebben gedaan, als plicht beschouwd. Wat de critiek betreft, zegt Spr., dat hij weet, hoe men daartegenover moet staan. Men moet haar niet zoo ernstig opnemen. Als er rampen zijn, zoekt men naar schuld en wil men iemand als schuldige aanwijzen, Spr. is er van-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 261