262
30 JULI 1940.
overtuigd, dat alle maatregelen met overleg genomen zijn,
al bleek dan later dikwijls, dat zij tengevolge van de ver
anderde omstandigheden verkeerd waren. Spr. heeft de
uitgeoefende critiek dan ook langs zich heen laten gaan.
De heer LOONEN, die den Zondag van de evacuatie
tot half 8 's-avonds in Breda is gebleven, heeft gezien,
dat de G e b r s. O 11 e n, ondanks het luchtgevaar, met
brandweermaterieel uitgerukt zijn om den brand in de
Ceresstraat te blusschen. Spr. brengt hun hulde voor deze
daad, welke getuigt van een groot saamhoorigheidsgevoel.
De VOORZITTER zegt, dat er in die dagen veel is
gedaan, dat getuigt van een sterk ontwikkeld gemeen
schapsgevoel. Verscheidene personen hebben in verband
daarmede van het Gemeentebestuur een schriftelijke dank
betuiging gekregen. Ten slotte is men daarmede moeten
ophouden, omdat niet allen te bereiken waren. Door de
gebeurtenissen, welke achter ons liggen, heeft men geleerd
samen te werken. Mochten er onverhoopt nog eens zulke
kritieke dagen voor Breda aanbreken, dan zal blijken, dat
het saamhoorigheidsgevoel erdoor verstevigd is.
Vervolgens wil Spr. eenige vragen beantwoorden, welke
aan het einde van de vorige vergadering zijn gesteld. Er
was toen opgemerkt, dat er in de dagen na den oorlog
aan losse vaktimmerlieden drie soorten loonen zouden zijn
uitbetaald, n.l. loonen van 53 ct. en loonen van 60 ct.
per uur, alsmede werkverruimingsloonen. Na de evacuatie
moesten op last van de Duitsche militaire overheid zooveel
mogelijk werklieden te werk worden gesteld om de be
schadigingen, door oorlogsgeweld ontstaan, op te ruimen
en zooveel mogelijk te herstellen. Aanvankelijk werd be
paald, dat deze werken als uitzonderlijke werken moesten
worden beschouwd en dat voor allen door elkander een
loon zou worden betaald van 43 ct. per uur. Vaklieden
werden daarvoor niet geëischt. Wegens de eigenaardige