25 SEPTEMBER 1940, 277 geven en in zijn zorgen bleef betrekken. Ook na zijn terugkeer te Breda heeft de heer Asselbergs zich verdiensten verworven als adviseur van het dagelijksch bestuur, als leider van het aanvankelijke benzine-distributie- bureau en van de Vervoercentrale, die het moeilijke vervoer moest coördineeren, en bij de ontbinding van de Burger wacht. In deze voltallige raadsvergadering dankt Spr. den heer Asselbergs hiervoor ten zeerste. Daar de Raad hem geen eerepenning meer kan geven, wenscht hij hem een oorkonde aan te bieden. Spr. leest daarop het des betreffende raadsbesluit voor, reikt het den heer Assel bergs uit en biedt hem onder de bijvalsbetuigingen van den Raad de oorkonde aan. Zich vervolgens tot den heer dr. Struycken rich tende, zegt Spr., dat diens naam niet alleen een goeden klank heeft in de wetenschappelijke wereld, doch ook als goed burger der stad Breda. Dr. Struycken was de eerste, die van Zundert terugkeerende, contact heeft op genomen met de Duitsche troepen, welke Breda hadden bezet. Daardoor is de spoedige terugkeer van een groot deel der bevolking uitermate bevorderd. In de stad terug gekeerd, heeft hij deel uitgemaakt van het voorloopig bestuur. De leiding, die hij daarbij heeft gegeven, heeft ten zeerste bijgedragen tot het snel en normaal functioneeren van het gemeentelijk apparaat en het dagelijksch leven der inwoners. Als oprichter van het Lenigingscomité heeft de heer Struycken zeer waardevollen arbeid in het belang der oorlogsslachtoffers verricht. De raadgevingen, die hij als adviseur van het Gemeentebestuur vooral in aangele genheden, welke de volksgezondheid betreffen, heeft gegeven, zijn en worden ook thans nog steeds op hoogen prijs gesteld. Uit dit alles blijkt, dat het hart van den heer Struycken bijzonder warm klopt voor Breda. De waardeering voor al hetgeen dr. Struycken voor de stad en zijn inwoners heeft verricht, heeft de Raad tot uiting willen brengendoor hem den eere-penning der stad in brons aan te bieden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 277