25 SEPTEMBER 1940. 279 aanspraak op ons aller dank. De Raad heeft hem deswege den eere-penning in brons vereerd, welke hem na zijn terugkeer hier ter stede zal worden ter hand gesteld. Spr. besluit met de heeren Struycken, Asselbergs en Van der Schrieck dank te zeggen, dat zij den Raad de gelegenheid hebben gegeven, hen te huldigen. De heer STRUYCKEN zegt daarop het volgende: Heeren Burgemeester en Wethouders, Leden van den Raad. Als oudste van het viertal, aan wie door U dank is gebracht voor den zoo gaarne verleenden steun in deze moeilijke dagen, wil ik een woord van waardeering uiten voor de gevoelens, door U, Burgemeester, op zoo wel sprekende wijze vertolkt. Ge hebt zeker aan de versregels gedacht en de strekking willen voorkomen: „Men looft na 't sterven menig man, Die lof in 't leven nooit bekwam." Wel jammer is het, dat degene onder ons, die (naast Wethouder Van Mierlo) de meeste verdienste heeft, hier niet aanwezig is, wijl hij zijn taak nog niet voleindigd dacht, doch ik weet, dat ik óók uit zijn naam spreek, als ik de opvatting naar voren breng, dat in den ons door de Gemeente geuiten dank mede zijn betrokken alle burgers en burgeressen (K. V. V., Roode Kruis, Lenigingscomité, evacuatieleiders enz.), die belangeloos, ieder in hun sfeer, hulp hebben verleend. Moge het Dagelijksch Bestuur van Breda, ook wanneer rustiger tijden zijn ingetreden, nog jaren werkzaam zijn met dezelfde toewijding en dezelfde ruime opvatting van zijn taak. In den politieken tegenstander het goede te zien, nieuwe ideeën te laten groeien en in eigen boezem naar fouten te speuren, is het beste middel om geschillen tot een blijvende oplossing te brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 279