25 SEPTEMBER 1940. 313 Den heer VAN DER WERF is het schrijven van Burgemeester en Wethouders niet hee'emaal duidelijk. De interpretatie van artikel 39c der A. P. V. is altijd geweest, dat alleen voor zwemwedstrijden dispensatie van het verbod van gemengd zwemmen kon worden verleend. Als het nu de bedoeling zou zijn, aan spaarders en abonné's gelegen heid te geven, zgn. familiebaden te nemen, dan stemt dat niet overeen met het verlangen, de zwemsport te stimuleeren. Immers vroeger is door het bestuur van het Sportfondsenbad juist het tegendeel gezegd, namelijk dat door het gemengd zwemmen de beoefening van de zwemsport afnam. De Raad heeft toen besloten het gemengd zwemmen en baden in deze gemeente te verbieden. Zou men nu de gelegenheid tot gemengd zwemmen periodiek gaan openstellen voor spaarders en abonné's, dan komt men dus terug op een principieele uitspraak van den Raad. Spr. vindt het niet juist, telkens terug te komen op dergelijke beslissingen. Men kan de zaak daarom beter laten zooals zij is. De heer LOONEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Enkele jaren geleden heeft de Raad bij groote meerder heid van stemmen besloten, geen gemengd zwemmen in de gemeente toe te staan. Ik kan mij dan ook niet indenken, waarom nu Burge meester en Wethouders met dit schrijven bij den Raad komen. Vóór dit algemeen verbod was reeds door het bestuur van het Sportfondsenbad, na een rapport van een commissie uit de spaarders, het besluit genomen om het familiebad af te schaffen en wel om redenen van socialen en financieelen aard. Het schrijven van Burgemeester en Wethouders spreekt van stimuleeren van de zwemsport door gemengd te doen zwemmen. Zwemmers van naam hebben mij verzekerd, dat juist het zwemmen en de intensieve beoefening van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 313