25 SEPTEMBER 1940.
315
aan het Sportfondsenbad aldaar zeer toegenomen. Men wil
dit nu hier ook probeeren.
De spaarders, die hier eerst recht hadden op het baden
„en familie", zijn door het verbod van gemengd zwemmen
eigenlijk altijd gedupeerd geweest. Het verzoek van het
Sportfondsenbad, om ten behoeve van bestaande clubs,
spaarders en abonné's in bijzondere gevallen toestemming
tot gemengd zwemmen te geven, achten Burgemeester en
Wethouders redelijk. Zij zouden het daarom wel willen
inwilligen. Met de verordening in de hand konden zij dit
doen, maar het zou niet zijn in den geest van de desbe
treffende bepaling. Daarom wilden zij den Raad daarover
hooren.
De heer VAN DER WERF zegt, dat hetgeen Burge
meester en Wethouders willen toestaan hierop neerkomt,
dat het gemengd zwemmen voor een categorie van beter
gesitueerden mogelijk wordt, doch niet voor anderen. Het
motief, dat daarvoor wordt aangevoerd, kan ook door
„Het Ei" naar voren worden gebracht. Spr, vindt het niet
juist, het verzoek van het Soortfondsenbad in te willigen.
Hij ziet daarin een afwijking van den tot dusver gevolgden
regel.
De VOORZITTER verklaart, dat Burgemeester en
Wethouders het niet gewenscht achten, het gemengd
zwemmen ook in de open lucht toe te staanhet wordt
dan zonnebaden en daartoe leent zich de ruimte in het
Sportfondsenbad niet.
De heer BRANTJES wil ook de principieele zijde van
deze aangelegenheid niet aanraken het gaat er nu alleen
maar om, of Burgemeester en Wethouders ter wille van
de sport van hun bevoegdheid tot ontheffing van het verbod,
wat ruimer gebruik zullen maken dan tot dusver. De
zwemclubs bestaan niet alleen uit beter-gesitueerdenzij