316 25 SEPTEMBER 1940. zijn samengesteld uit lieden van alle rangen en standen der maatschappij. Het is voor de leden dier clubs niet doenlijk om op de verschillende uren, voor dames en heeren vastgesteld, te komen zwemmen. Spr. zou het toejuichen, indien ten opzichte van het zwemmen in club-verband, waarop voldoende controle kan worden uitgeoefend, ont heffing van het verbod van gemengd zwemmen werd verleend. Ten aanzien van spaarders en abonné's zou Spr. zoover niet willen gaan. Er zijn er niet velen. Het gaat niet aan, hen te bevoordeelen boven anderen. Spr. zou dus alléén voor zwemclubs eenige verruiming wenschen. De heer HEER wil even constateeren, dat, als men nu den clubs het gemengd zwemmen toestaat, het toch nog een groot verschil uitmaakt met vroeger, toen het gemengd zwemmen aan geen enkele beperking onderworpen was. De heer LOONEN kan zich niet indenken, dat het weder-toestaan van het familiebad een financieel voordeel voor het Sportfondsenbad zou zijn. Indertijd werd er weinig gebruik van gemaakt en het bezoek aan het Sportfondsen- bad liep steeds meer terug. Op het denkbeeld, het gemengd zwemmen alleen in clubverband toe te staan, wil Spr. niet ingaan. Hij zou aan het geven van ontheffing van het verbod van gemengd zwemmen zoo min mogelijk uitbreiding willen geven. Wethouder VAN MIERLO zegt. dat het hier niet zoo zou gaan als in Nijmegen. Het Sportfondsenbad telt maar enkele spaarders; financieel voordeel zou ontheffing van het verbod dus niet opleveren. Doch afgezien hiervan, is Spr. van meening, dat Burgemeester en Wethouders aan het bepaalde in artikel 395 der A.P.V. niet de bevoegdheid kunnen ontleenen om in alle gevallen ontheffing van het verbod van gemengd zwemmen te geven, daar in artikel 39

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 316