318 25 SEPTEMBER 1940. De VOORZITTER deelt mede, dat ook de Burgemeester van Brugge een evacuatie-penning heeft gekregen. De heer HEER zou ook de stad Brugge een plaquette willen aanbieden. De VOORZITTER wijst er op, dat, ofschoon men Brugge zeer erkentelijk moet zijn voor hetgeen het voor de Bredasche vluchtelingen heeft gedaan, men niet uit het oog moet verliezen, dat Antwerpen ontzaglijk veel meer heeft verricht: 25.000 geëvacueerden zijn door Ant werpen gegaan; 16.000 van hen hebben daar onderdak gekregen. Bovendien was Antwerpen de ofïicieele aange wezen evacuatie-plaats. De Commissie voor de evacuatie is daar gevestigd gebleven. Men moet ook bij het betuigen van zijn erkentelijkheid maat houden. Antwerpen verdient bijzonder geëerd te worden; ten opzichte van anderen kan men volstaan met een dankbetuiging en een evacuatie penning. De heer WINKELHAGE geeft in overweging, met het aanbrengen der plaquette in het Stadhuis te Antwerpen nog te wachten. België is nog steeds oorlogsgebied, zoodat het gevaar van verwoesting blijft bestaan. De VOORZITTER antwoordt, dat men met het aan brengen der plaquette kan wachten tot rustiger tijden zijn aangebroken. Men kan haar evenwel reeds doen maken. Zonder verdere opmerkingen wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De VOORZITTER deelt vervolgens mede, dat nog is ingekomen een schrijven van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, d.d. 18 September 1940, G. no. 446, waarin mededeeling wordt gedaan van het feit, dat tusschen den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 318