7 NOVEMBER 1940.
339
De heer VAN ARENDONK zegt, dat de heer Ma bel is
blijk geeft nooit in zaken gezeten te hebben. Tengevolge
van de bijzondere omstandigheden is de tijd om te verkoopen
ditmaal zeer kort. Daarbij komt, dat vele menschen op de
uren, dat de winkels geopend zijn, geen gelegenheid hebben
om inkoopen te doen. Daarom juist hebben de Midden-
standsvereenigingen gevraagd op Zondag 17 en 24
November a. s. de winkels geopend te mogen houden.
De VOORZITTER zegt, dat het wat sterk uitgedrukt
is wanneer men zegt, dat het schrijven van Burgemeester
en Wethouders een geest van spijt ademt, omdat zij het
verzoek moeten afwijzen. Spr. is zelf ook een voorstander
van Zondagsrust. Maar, het is thans voor vele zakenlieden
zeer moeilijk om het hoofd boven water te houden. En
wanneer dan op een Zondag een groot aantal personen
gelegenheid kan worden gegeven inkoopen te doen, dan is
Spr. daarvoor. Spr. gelooft niet, dat de handelwijze van
Burgemeester en Wethouders in deze eenigszins aanvecht
baar is. Zij hebben niet anders gedaan dan adressanten
zoo goed mogelijk inlichten en verder hebben zij de zaak,
zooals het behoort, in den Raad gebracht.
De heer MABELIS wil niet beweren, dat de zaak niet
in orde is. Maar het kan den schijn wekken, dat het
schrijven van Burgemeester en Wethoudersaan de Midden-
standsvereenigingen de meening van den Raad weergeeft.
Hiertegen moet Spr. opkomen. Ook wil hij er voor waar
schuwen, dat men waardevol verkregen goed niet licht
vaardig moet prijs geven.
De heer LOON EN is ook voorstander van sluiting van
de winkels op Zondag. Maar, wanneer er, zooals nu,
bijzondere omstandigheden zijn, kan Spr. het billijken, dat
men om de winkeliers te gerieven toestaat, dat de winkels
een enkelen Zondag open zijn. Spr. gelooft, dat 3/4 deel
van den Raad er zoo over denkt.