34
16 JANUARI 1940.
hetgeen neerkomt op een vergoeding van 66 cent per
uur. Spr. acht dit geenszins te hoog. Gedeputeerde Staten
schijnen daarover echter anders te denken en hebben Bur
gemeester en Wethouders aangespoord, de presentiegelden
te verlagen tot een bedrag van 33 cent per uur. Spr.
wenscht zich evenwel niet met deze verlaging accoora te
verklaren. Door 33 cent per uur te geven, wordt het doel,
beschadiging van inkomen te voorkomen, niet bereikt
Spr. vraagt zich af, of in dezen tijd met zoovele vraag
stukken van hoogere orde, hetgeen Burgemeester en Wet
houders thans voorstellen, eigenlijk niet een beetje peuter-
werk is. Principieel bezwaar is gelegen in het feit, dat
meerdere ingezetenen, die tot nu toe gaarne hun krachten
leenden voor het werk in de stembureaux, daartegen
bezwaar zullen hebben, indien zij niet op redelijke wijze
voor verlies van inkomsten gevrijwaard worden.
Spr. doet het voorstel, de presentiegelden voor de stem
bureaux te handhaven op het bestaande peil.
De VOORZITTER wijst erop, dat men, door zoo te
handelen, de kans loopt, dat Gedeputeerde Staten eenvoudig
zelf de presentiegelden zullen verlagen.
De heer VAN DER WERF beaamt deze mogelijkheid,
doch is van meening, dat de Raad dit beter rustig kan
afwachten en zich zoo noodig bij het van hoogerhand
genomen besluit neerleggen dan daaraan zelf mede te
werken.
Wethouder VAN MIERLO merkt op, dat deze kwestie
weinig urgent zou zijn, ware het niet. dat bij de procedure
der grenswijziging de mogelijkheid bestaat, dat het geheele
verkiezingsapparaat in werking moet worden gesteld. Spr.
wil gaarne als zijn persoonlijke meening kenbaar maken,
dat hij de presentiegelden ook zeer ongaarne verlaagd zal
zien, op dezelfde gronden, als door den heer Van der