7 NOVEMBER 1940. 357 houders echter nog wijzen op een tweetal burgers, die zich in die dagen zeer nuttig hebben gemaakt voor de gemeenschap, namelijk de doktoren Klein Swormink en Kart ha us. Spr. verzoekt Burgemeester en Wethouders hen alsnog voor hun werk te beloonen. De VOORZITTER antwoordt, dat reeds van andere zijde de aandacht van Burgemeester en Wethouders op genoemde personen is gevestigd. Zij hebben in ieder geval recht op de dankbaarheid der stad. 3. De heer WINKELHAGE zegt, dat verschillende leden van de Ned. Hervormde Gemeente zich er aan ergeren, dat de buitenkant van de Groote Kerk veelvuldig als waterplaats wordt gebruikt. Spr. verzoekt het Gemeente bestuur daartegen maatregelen te treffen. De VOORZITTER zal de politie order geven daarop toe te zien. NI I lil 4. De heer LAUREIJ heeft gezien, dat er een proef is genomen met noodverlichting in de binnenstad. Spr. vraagt, of men met die verlichting doorgaat. De VOORZITTER antwoordt, dat, toen men juist met de verlichting was begonnen, er nieuwe voorschriften van de Rijksinspectie voor de Luchtbescherming zijn gekomen. Volgens deze voorschriften moeten de voornaamste ver keerswegen met rood, andere met groen licht enz. worden aangeduid. Op het oogenblik is men hier bezig die voor schriften uit te werken. Men kan er van verzekerd zijn, dat de zaak zoo vlug mogelijk wordt afgewerkt. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de VOORZITTER de vergadering. De Voorzitter, iiii'l

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 357