19 NOVEMBER 1940.
365
De VOORZITTER geeft toe, dat het bedrag der
vergoeding voor velen een bezwaar kan zijn om het
cadaver van hun hond of kat te laten ophalen. Spr. vraagt
daarom, of de Raad er mede accoord gaat, indien dit
bedrag, in plaats van 75 cent, op 30 cent wordt gesteld.
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
te kennen gevende, wordt besloten, artikel 6
sub a der verordening op de heffing van rechten
voor diensten der gemeente-reiniging in dien
zin te wijzigen.
De heer MABELIS merkt op, dat in artikel 1 der ont-
werp-verordening wordt verwezen naar hetgeen de Afvallen-
besluiten I en II resp, onder „afvallen van levensmiddelen"
en „dierlijke afvallen" verstaan. De omschrijving van een
en ander in die besluiten is nogal veelomvattend. Spr.
vraagt zich af, hoe de gemeentenaren aan die besluiten
komen.
Wethouder STRUIKEN zegt, dat in de plaatselijke bladen
van een en ander melding zal worden gemaakt. Voorts
jigt het nog in de bedoeling, een gedrukt formulier, waarin
de noodige inlichtingen worden verstrekt, bij de ingezetenen
aan huis te doen bezorgen.
De heer MABELIS dankt den heer Struiken voor
diens inlichtingen.
De heer MEIJVIS vraagt, of het niet wenschelijk is
behalve de cadavers van honden en katten, ook die van
konijnen en andere kleine huisdieren te doen afleveren aan
den Reinigingsdienst.
De VOORZITTER antwoordt, dat een aanvulling van
de desbetreffende bepaling met de woorden: „en andere
kleine huisdieren" in de practijk dit bezwaar met zich zou
medebrengen, dat men dan b. v. geen dood konijn in huis
zou mogen hebben, ook indien dit voor de consumptie