368
19 NOVEMBER 1940.
De toon der debatten was steeds zoodanig, dat hij
getuigde van wederzijdsche waardeering.
In de vorige vergadering is er even een kleine dissonant
geweest; wij mogen vertrouwen, dat zich dit niet zal her
halen en dat de Raad in eensgezindheid en in goede
samenwerking met het College van Burgemeester en Wet
houders en met groot vertrouwen op Gods Voorzienigheid
de belangen van onze goede stad en zijn bewoners zoo
goed mogelijk kan en zal behartigen.
De heer MABELIS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Ik moge bij deze algemeene beschouwingen met een
enkele opmerking volstaan.
Wij bevinden ons thans in de uitzonderlijke positie, dat
wij een begrooting vast te stellen hebben, die sluitend is
gemaakt door de raming in ontvangst van een bedrag van
ruim f 450.000..waarbij wij niet weten, waar dat bedrag
vandaan zal moeten komen.
Meer dan iets anders teekent deze omstandigheid het
provisorisch karakter dezer begrooting
Er is dan ook, na de schriftelijke behandeling in Centraal
Rapport en Antwoord-Nota, voor ons geen aanleiding,
verder op de bedragen dezer begrooting in te gaan.
De loop der zaken en de sterk wisselende omstandigheden
zullen vanzelf tot de noodige wijzigingen in deze begrooting
dringen.
Geen gemakkelijke taak wacht het College van Burge
meester en Wethouders daarbij.
Wij stellen er daarom prijs op te verklaren, dat wij
volkomen vertrouwen stellen in het financieel beleid van
het College, gelijk wij ons over het algemeen kunnen ver
eenigen met het algemeen beleid.
Gaarne brengen wij hier een woord van dank voor alles
wat het in de achter liggende, zeer moeilijke tijden, voor