36 16 JANUARI 1940. brieven nagezien moeten worden, door verhindering of ziekte niet in de gelegenheid is, de zitting der commissie bij te wonen. De VOORZITTER zet uiteen, dat dit geval zich ook reeds kon voordoen onder de werking der oude veror dening, welke bepaalde, dat de commissieleden door den Voorzitter van den Raad werden benoemd. Overigens kan het feit zich voordoen in elke commissie. Indien de Raad niet in de gelegenheid is, de commissie tijdig aan te vullen, zal zij dus niet anders kunnen doen, dan met twee leden vergaderen. Een bezwaar ziet Spr. daartegen niet. Het voorstel wordt daarop zonder verdere bedenkingen aangenomen. 32. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wijziging van het Ambtenarenreglement (Bijlagen 1940, no. 4). De heer LAUREIJ zegt, dat hij geen bezwaar tegen dit voorstel heeft. Echter heeft één zin in het prae-advies zijn aandacht getrokken, en wel die, waarin staat, dat het Georganiseerd Overleg zich „behoudens enkele bemerkingen accoord had verklaard." Gaarne zou Spr. van Burgemeester en Wethouders hooren, welke deze bemerkingen waren. De heer MABELIS zou eveneens gaarne de bezwaren van de Commissie voor G. O. vernemen. Met voorstel IV, d.i. het gedeelte, dat over het afleggen van den eed handelt, kan Spr. zich vooralsnog niet vereenigen. Hier worden nieuwe categorieën ambtenaren geschapen, die voor beëediging in aanmerking komen. Het is Spr. niet duidelijk, waarom de eed van sommige ambtenaren zal worden gevorderd, Indien het werkelijk noodzakelijk is, zal het toch de taak van den Raad zijn, te bepalen, van wien, of van welke groep amb-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 36