19 NOVEMBER 1940.
echter niet in Breda. Zij zullen er toch moeten komen.
Met het Departement van Onderwijs wordt overleg gepleegd
te wiens laste de salarissen der eventueele gymnastiek-
onderwijzers zullen komen.
Met 1 Januari 1941 zal aan de voorschriften met be
trekking tot het geven van gymnastiekonderwijs nog geen
algeheeie uitvoering kunnen worden gegeven; dit staat nu
al wel vast. Bovendien zijn vele schoolgebouwen opgevorderd
door de bezettende macht. Men zal elkander moeten helpen
zoolang er niet voldoende gymnastieklokalen zijn.
De heer HEER vraagt, of er een voldoend aantal lokalen
voor het geven van gymnastiek-onderwijs gevonden zal
kunnen worden. Spr. wijst op de mogelijkheid, de patronaats
lokalen hierbij in te schakelen.
Wethouder VAN MIERLO antwoordt, dat er in eenige
scholen, b. v. door het aaneentrekken van twee lokalen,
een goede oplossing te verkrijgen is. Ook aan de patronaats
gebouwen is reeds gedacht. Burgemeester en Wethouders
hebben zich over een en ander door deskundigen laten
voorlichten, waarbij is gebleken, dat de door het College
gedachte opzet inderdaad goeddeels practisch verwezenlijkt
kan worden.
De VOORZITTER voegt hieraan toe, dat van de 10
a 16 gymnastieklokalen, welke noodig zullen zijn, de meeste
in bestaande gebouwen kunnen worden gevonden. De kans
bestaat echter wel, dat er een of twee bijgebouwd zullen
moeten worden.
De heer HEER informeert, of de bestaande lokalen wel
geschikt zullen zijn; stofvrije vloeren b. v. acht Spr. een
eersten eisch voor de gymnastiekzalen.
De VOORZITTER beaamt dit. doch merkt op, dat een
stofvrije vloer op meerdere manieren is te verkrijgen. Men
kan dit aan de technici overlaten.