16 JANUARI 1940. 43 is. Spr. vreest echter, dat de uitvoering der verordening een administratieven omslag voor de boekerijen zal mede brengen, welke als hinderlijk zal worden gevoeld. Is het niet mogelijk, vraagt Spr., de redactie zoo te stellen, dat de verordening alleen van toepassing is op „verdachte" bibliotheken De bonafide boekerijen zullen er dan niet door gehinderd worden. De VOORZITTER merkt op, dat het voorstel reeds zoo soepel mogelijk geredigeerd is. Zoo is, om een voor beeld te noemen, reeds afgezien van het opnemen der verplichting tot het opmaken en overleggen van een cata logus, zooals elders wel gebruikelijk is. Zonder de be trokkenen onnoodig overlast aan te doen, zullen Burge meester en Wethouders beoordeelen of de ontheffing, genoemd in art. 44b, kan worden verleend. De heer HEER heeft tegen een en ander geen bezwaar, als daarbij maar de noodige soepelheid ten aanzien van de bonafide bibliotheken wordt betracht. De VOORZITTER zegt dit toe, erop wijzende, dat het doel isbestrijding van misbruik Het voorstel wordt daarna zonder verdere bedenking aangenomen en vastgesteld. 39. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vaststelling van een taxiverordening. (Bijlagen 1940, no. 12). Wordt conform besloten. 40. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wijziging van de verordening op de heffing van rechten voor diensten der Gemeentereiniging. (Bijlagen 1940, no. 10). Wordt conform besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 43