I
64 6 MAART 1940.
de heer Brantjes; was de heer Brantjes oud- nu
Teteringenaar, Spr. was oud-raadslid van Princenhage. J Alg
Spr. hoopt straks Breda, wanneer het met een deel van wet
Princenhage vergroot is, mede te helpen besturen. teg(
wil
De heer SPOELDER zegt het volgende: als
Mijnheer de Voorzitter. er^'
3 dat
Na de zooeven door U geuite woorden en wenschen hoe
aan het adres van onzen wethouder Mr. Van Mierlo zijn
gericht, voel ook ik mij gedrongen, mede namens den Raad, aan
eenige woorden te richten tot den jubileerenden wethouder dat
van financiën, die heden vóór 12l/a jaar niet alleen het zeb
lidmaatschap van den Raad. maar ook het wethouderschap we
van de Gemeente Breda op zijn schouders genomen heeft. var
Ik mag bij dit jubilé misschien opmerken, dat het mij fina
opgevallen is, hoe merkwaardig deze periode van zijn
wethouderschap omringd is van annexatiegedachtenin op
1927 was deze gedachte maar nauwelijks koud, toen de heer op
Van Mierlo het wethouderschap aanvaardde; en nu we
12'/3 jaar later bij zijn koperen feest als zoodanig, is de Ra
lucht wederom vervuld van deze zelfde gedachten echter vai
niet logisch is de conclusie hieruit te moeten opmaken, ziji
dat de jubileerende wethouder „annexionist" zijn zou ik hel
geef het alleen maar als de omlijsting van het Jubilé- nie
schilderij. bel
Degene onder ons, die reeds even lang of korter getuige U\
zijn geweest van de uitoefening van de taak van wethouder ziji
Van Mierlo, zullen met mij willen verklaren, dat de on
jubileerende wethouder zijn taak in dienst der gemeente,
in dienst van de burgerij met groote nauwgezetheid vervuld oo
heefteerst als wethouder van openbare werken en on- Jul
derwijs en nadien van financiën, welke laatste portefeuille va
in deze kommervolle tijden, waarin ook onze gemeente de H
slagen van werkloosheid, mobilisatie en oorlogscomplicaties hu
duchtig te voelen kreeg, naar mijn bescheiden meening, ge