6 MAART 1940.
65
nu niet bepaald benijdenswaardig voorkomt. Als ik bij de
Alg. beschouwingen der Begrooting 1940 zeide, dat de
wethouder van financiën zeer sterke blijken gegeven heeft
tegen deze tegenslagen „geestelijk" opgewassen te zijn, dan
wil ik dit hier op dit koperen feest nog eens releveeren
als bewijs tot mijn conclusie, dat de Gemeente Breda hem
erkentelijk is voor zijn pogen en werken in haar dienst,
dat de Raad zijn werken in diverse takken van dienst
hooglijk apprecieert, en dat Raad en Burgerij overtuigd
zijn, dat dit jubilé niet alleen een gelukwensch waard is
aan wethouder Van Mierlo van Raad en Burgerij, maar
dat deze beide laatstgenoemden zich op dezen dag ook
zelve mogen feliciteeren met het feit, dat zij in hem een
wethouder van financiën hebben, die de voetstappen volgde
van zijn voorganger, van wien wij ook wisten, dat hij de
financiën onzer Gemeente zorgvuldig beheerde.
t Is daarom, Mijnheer Van Mierlo, dat de Raad
op deze vergadering gaarne uiting geeft van zijn gevoelens
op Uw koperen wethouders-jubilé en U van harte geluk-
wenscht op dezen dag. Op 6 Maart vergadert nu onze
Raad 6 Maart is ook de dag van het koperen jubilé
van wethouder Mr. Van Mierlo. Moge 6 Maart,
zijnde het einde van Uw eerste 12 l/2 jaar toewijding aan
het welzijn onzer gemeente, ook het begin zijn van een
nieuwe volgende periode van toewijding aan Breda's
belangen; en moge de kracht Gods in zoo ruime mate
Uw deel zijn, dat het U onder Zijn Zegen gegeven moge
zijn, nog talrijke jaren Uw krachten te kunnen geven voor
onze gemeente Breda.
Mijnheer de Voorzitter! Ik mag misschien nog eenige
oogenblikken onze aandacht vragen voor drie andere
Jubilarissen, die wij in ons midden hebben. Wij mogen
vandaag ook de heeren Loonen, Brantjesen Van
Houten gelukwenschen, die eveneens 121/'2 jaar lang
hun beste krachten in het algemeen belang van onze
gemeente gegeven hebben