80
6 MAART 1940.
dit. Spr. blijft zich dan ook tegen het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders verzetten.
De VOORZITTER zegt, dat men de straatverlichting
niet hierin moet betrekkende uitgaven voor straatver
lichting en die voor subsidies zijn niet vergelijkbaar. Een
gemeente als Breda moet op het gebied van straatver
lichting met haar tijd meegaan, anders blijft zij bij andere
gemeenten in ontwikkeling ten achter. Deze subsidie-ver-
leening is iets nieuws zij is wellicht gewenscht. De ver
betering van de straatverlichting betreft echter niet iets
nieuws; zij is noodig, wil men niet achter geraken.
De heer LAUREIJ vindt, dat het College van Burge
meester en Wethouders zich al te gemakkelijk neerlegt
bij de beslissingen van de Gedeputeerde Staten. Dit is hier
al meermalen opgemerkt, o.a. verleden jaar bij het voorstel
tot verhooging van de schoolgelden voor het lager onder
wijs. Laat de Raad ditmaal te kennen geven, dat hij er
niet op ingaat, door het besluit tot het verleenen van sub
sidie niet in te trekken nu Gedeputeerde Staten „in over
weging geven" zulks te doen.
De heer VAN DER WERF stelt er prijs op te ver
klaren, dat hij volstrekt niet is tegen de voorgestelde
verbetering der straatverlichting. Hij heeft haar slechts als
voorbeeld gebruikt om aan te toonen, dat alleen op be
dragen, zooals daarmede gemoeid zijn, bezuinigd zou kunnen
worden, maar niet op zulke luttele subsidie-posten. Als er
aanmerkingen komen op het laatstgenoemd gebied, dan
moet de Raad die niet aanvaarden.
De VOORZITTER zou het betreuren, als Ged. Staten
naar den heer Van der W e r f zouden luisteren en zouden
gaan bezuinigen op posten, de stadsverbetering betreffende.
De post in kwestie betreft een subsidie aan den Provin
cialen Bond van „Het Wit-Gele Kruis", niet aan de