7 MAART 1941. 101 voldaan, niet te stellen op 3, maar op 14 dagen, aangezien de menschen niet altijd in de gelegenheid zijn binnen drie dagen te gaan betalen. Daarbij ware dan een boete van f 0,50 te heffen. De VOORZITTER merkt op, dat hierdoor een achter stand kan ontstaan van drie weken. Spr. acht dit niet in het belang van de menschen zelf. De aanbieding van de oude en de nieuwe kwitantie volgt dan te kort op elkaar. De nieuwe regeling is juist voorgesteld om achterstand zooveel mogelijk te voorkomen. Wethouder STRUIKEN merkt op, dat men op een huurkwitantie ook geen zicht heeft; deze moet op een bepaalden datum terstond worden voldaan. Thans is het de bedoeling de kwitanties der bedrijven ook op vaste tijdstippen aan te bieden, zoodat een ieder daarmede te voren rekening kan houden. Geeft men nu weer zicht, dan is die vaste datum niet aan te houden. De heer MEIJS zegt, dat huurkwitanties niet met andere kwitanties vergeleken kunnen worden omdat huur altijd een vast bedrag is. Op kwitanties betreffende leveranties is het altijd gebruikelijk zichttijd te geven. Spr. wenscht dit gebruik dan ook voor de kwitanties betreffende gas-, electriciteits- en waterlevering gehandhaafd te zien. De VOORZITTER zegt, dat er geen bezwaar tegen bestaat, de boete van f 0,20 op f0,10 te brengen, maar er is wel bezwaar tegen een verschuiven van den betalings datum tot in de tweede helft van de maand. Niet alleen het bedrijf zou daarvan nadeel ondervinden, doch ook de menschen zouden daardoor met hun betalingen vastloopen. Wethouder STRUIKEN merkt op, dat een boete van f 0,20 meer aansporing geeft om tijdig te betalen dan een boete van f 0,10.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 101