Ill 7 MAART. 1941. Wethouder STRUIKEN antwoordt, dat men bij de gas- rantsoeneering, welke van Rijkswege is gelast, het algemeen belang als uitgangspunt moet nemen; men kan dan ook zeggen, dat die rantsoeneering heeft plaats gehad om maatregelen als deze mogelijk te maken. Het is immers van zeer veel belang, dat de auto's kunnen blijven rijden. Het Gasbedrijf heeft bovendien van het Rijkskolenbureau de toezegging verkregen, dat de voor het gastankstation be- noodigde kolen als extra-leveringen zullen worden beschouwd. Maar, al zou dit niet zoo zijn, dan nog is het van groot belang, dat deze aangelegenheid haar beslag krijgt. De VOORZITTER voegt hieraan toe, dat men ook in aanmerking moet nemen, dat de aanvoer van benzine na afloop van den oorlog niet zoo direct in vollen omvang zal plaats hebben. Toch moet dan het auto-verkeer zoo goed mogelijk werken. Men moet dus vooruitzien. Burge meester en Wethouders zouden er niet toe adviseeren, als niet reeds zestien ondernemingen zich schriftelijk tot deel neming hadden verbonden. De heer ELICH vraagt, of dit niet iets is, waarin de randgemeenten hebben bij te dragen. De VOORZITTER antwoordt, dat het beter is, hierover op het oogenblik niet te gaan onderhandelen; het zou te veel tijd vorderen. De heer BEUKERS verklaart, in beginsel veel voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders te gevoelen. Ook hij acht het van ontzettend veel belang, dat het autoverkeer voortgang kan blijven hebben. De heer MABELIS zegt, dat het voorstel van Burge meester en Wethouders zoo oppervlakkig gezien, veel aan trekkelijks heeft. Spr- vermoedt, dat de Wethouder der Bedrijven toch wel met eenigen schroom dit belangrijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 111