11
14 JANUARI 1941.
en van de mobilisatie onzer strijdkrachten haar invloed
gelden op den economischen toestand van stad en land.
Nadat wij den lOden Mei in den oorlog betrokken
werden, ondervonden wij in sterke mate, hoezeer een
moderne krijg ook rechtstreeks op de burgerbevolking
inwerkt.
Bliksemsnel ontrolde zich het strijdtooneel tot vlak voor
en boven onze stad. Militaire maatregelen dwongen ons
tot evacuatie van onze woonsteden. Ik behoef U de ellende
van de ontruiming niet nogmaals uiteen te zetten. Zij staat
U ongetwijfeld helder voor den geest.
De krijgsverrichtingen vroegen het leven van dertien
zonen van Breda, die op het slagveld vielen. Ik verzoek
U met mij eenige oogenblikken van aandacht aan hen en
hun offer te wijden.
Ook vraag ik U in stilte te gedenken onze stadgenooten,
die door luchtbombardementen te Breda of tijdens de
evacuatie werden getroffen. Met den rouw hunner nabe
staanden hebben wij innige deelneming.
De schade, welke de oorlogshandelingen veroorzaakten
aan huizen, andere bezittingen en bedrijven, is voor velen
zwaar te dragen.
Wij voelen het als een plicht het leed, dat zoovelen
trof, naar vermogen te lenigen.
Het Rijk zorgt voor hen, wier kostwinners hun leven
voor de verdediging van onzen bodem gaven en komt
tegemoet in de schade, door de oorlogshandelingen verwekt.
Het stadsbestuur heeft gedaan, wat in zijn vermogen
lag, teneinde te bevorderen, dat de naar België en zelfs
tot diep in Frankrijk uitgeweken stadgenooten zoo spoedig
mogelijk naar de stad hunner inwoning konden terugkeeren.
Nog slechts een klein aantal geëvacueerden vertoeft in
den vreemde.
Het Lenigingscomité Breda heeft zooveel mogelijk leed
verzacht. Het verdient voor zijn moeilijk werk onzen
warmen dank. Reeds eerder had ik gelegenheid ook op-