14 JANUARI 1941. rechten dank te brengen aan de leden der Commissie, die zooveel deed voor den terugkeer van uitgeweken stad- genooten en andere Nederlanders. Straks kom ik nog terug op veranderingen, die de huidige omstandigheden in ons bestaan hebben gebracht, want vrijwel elk deel van het stadsleven is onderworpen aan den invloed van den woedenden krijg. Wij hebben onze groote zorgen, doch toch ook reden tot dankbaarheid. Immers, wanneer wij ons de gevaren, die de stad en hare bewoners hebben doorstaan, nog eens voor den geest halen, dan dienen wij te erkennen, dat onze verliezen betrekkelijk niet groot zijn geweest. Echter blijven de omstandigheden, waarin wij verkeeren, zeer zorgelijk. De gevaren voor het leven en die voor de goederen zijn nog dreigend. De economische toestand is, wegens het steeds toenemend gebrek aan grondstoffen, niet rooskleurig. De verdeeling van de levensbehoeften over de bevolking vereischt straffe maatregelen. De uitvoering der voorschriften, welke tot het bij voort during laten functioneeren van de samenleving moeten worden gegeven, legt een zwaren druk op de bevolking. Zoo is 1941 gekomen met groote zorgen. Onze wenschen voor dit nieuwe jaar zijn inniger dan ooit. Op de eerste plaats wensch ik met U, vertegenwoordigers der bevolking in het Stadsbestuur, dat weldra weder een tijd zal aanbreken, waarin de vrede ons zal veroorloven met de andere volken samen te werken aan het geluk en de vreugde van allen. In aansluiting daaraan wensch ik, dat wij voor oogen houden, hoezeer het noodig is, ons samen te voegen tot een volk, dat zich bewust is van zijne saamhoorigheid, dat de individualistische zelfzucht op zijde zet om te streven naar een behoorlijk bestaan voor allen. Hier in Breda zijn steeds de kiemen voor goed onderling begrip, voor eendrachtig samenwerken aanwezig geweest. Het komt er op aan deze kiemen, die ongetwijfeld te voren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 12