14 JANUARI 1941.
13
reeds tot ontwikkeling waren gekomen, tot krachtiger ont
plooiing te brengen.
U, leden van den gemeenteraad van Breda, wensch ik,
in het belang van de stad, wijsheid en inzicht toe en voor
Uzelf en degenen, die U dierbaar zijn, Gods besten zegen.
Er moet onder de huidige omstandigheden hard worden
gewerkt. Dit is allerminst een bezwaar. Hoe meer wij ons
voor de gemeenschap geven, des te meer zullen wij gevoelen
bijeen te behooren.
Het is mij een aangename plicht, hier erkentelijkheid te
betuigen voor al hetgeen zoovelen hebben verricht onder
moeilijke omstandigheden.
Zoowel de ambtenaren van alle rangen als de andere
burgers hebben, indien op hen een beroep werd gedaan
en ook uit eigen beweging, in hooge mate bijgedragen tot
het ophouden van de gemeenschap, tot het lenigen van
nood. Dat dit zoo moge blijven is mijn vurige wensch.
Teneinde de minder bedeelden krachtig te kunnen steunen,
is opgericht de „Winterhulp Nederland".
Een aantal dames en heeren zijn op mijn verzoek toe
getreden tot de werkgemeenschap van juist genoemde
organisatie, waardoor het mogelijk is geworden de noodige
comité's voor vruchtdragenden arbeid samen te stellen. De
Winterhulp Nederland kan helaas in Breda nog niet op
volledig succes bogen.
Verwacht mag echter worden, dat het ongegronde wan
trouwen, hetwelk hier en daar nog tegen het werk bestaat,
zal verdwijnen.
Ik moge U allen met klem verzoeken, in het belang van
de minder bedeelden van stad en land, de actie van Winter
hulp Nederland krachtig te steunen. Ook hier moet blijken,
dat Breda een goeden gemeenschapszin bezit.
Reeds sinds eenigen tijd is het oprichten van gaarkeukens
in voorbereiding geweest. Gisteren zijn deze geopend.
Indien het noodig is, kunnen zij voor een groot deel aan
de Bredasche bevolking warme maaltijden verschaffen. De