HO
25 APRIL 1941.
5. De heer W1NKELHAGE vestigt er de aandacht
van Burgemeester en Wethouders op, dat de nood
verlichting bij de houten bruggetjes over den Wilhelmina-
singel niet meer functioneert. Spr. verzoekt aan dien
gevaarlijken toestand een einde te maken.
De VOORZITTER antwoordt, dat die zaak bij den
Directeur der Lichtbedrijven zal worden aangebracht.
6. De heer WINKELHAGE merkt voorts op, dat er
midden in de Jacob Catsstraat een groot gat in de bestrating
is, waarover de wielrijders bij duisternis kunnen vallen.
Spr. verzoekt dit gat te willen dichten.
De VOORZITTER zegt, dat de Dienst van Openbare
Werken daarop attent zal worden gemaakt-
7. De heer VAN ARENDONK vraagt, of het niet
mogelijk is, de étalage-verlichting te ontsteken, wanneer
het zonnescherm omlaag is; het zonlicht kaatst dan in de
winkelruiten terug.
De VOORZITTER zegt, dat zulks zal worden nagegaan.
8. De heer SPOELDER merkt op, dat zooeven ver
hooging van het gasrantsoen is gevraagd voor groote ge
zinnen in verband met het stopzetten der brandstoffen-
voorziening. Spr. vraagt, of om die zeilde reden vooroude
menschen een verhooging van het electriciteitsrantsoen
zou kunnen worden toegekend opdat zij zoo nu en dan een
electrisch kacheltje kunnen stoken.
Wethouder STRUIKEN antwoordt, dat zulke gevallen
stuk voor stuk onder oogen dienen te worden gezien. Men
moet zich daarbij echter zooveel mogelijk houden aan de
algemeene regels. Alleen in enkele ernstige gevallen is
uitzondering mogelijk, anders is het einde niet te zien.