9 MEI 1941.
149
In beide eerstgenoemde gemeenten worden de verordening
van den Rijkscommissaris en de voorschriften van de Rijks
inspectie nauwkeurig toegepast; vanlaatstgenoemdegemeente
werd nog geen antwoord ontvangen.
De heer Spoelder is dus blijkbaar niet goed ingelicht
geweest.
Rondvraag.
1. De heer VAN GASTEL zegt, dat de Vereeniging
van vergunninghouders onlangs een verzoek tot den Raad
heeft gericht om gedeeltelijke ontheffing van vergunnings
recht in verband met hun tengevolge van overheidsmaat
regelen sterk verminderd debiet. Spr. vraagt, hoe het
daarmede staat.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit verzoek behoort
te worden afgewezen. De minimum-aanslag in het ver
gunningsrecht is f40.— daaraan valt niet te ontkomen.
Men zou dus alleen de andere aanslagen kunnen vermin
deren tot f40, doch dit zou een wanverhouding scheppen.
Men kan daartoe niet overgaan.
De heer VAN GASTEL vindt het toch een billijk ver
zoek. Spr. herinnert in dit verband aan de garagehouders,
wien toch ook gedeeltelijke ontheffing is verleend van het
betalen van rechten voor het hebben van een benzine-pomp
op openbaren gemeente-grond in verband met de benzine-
schaarschte.
De VOORZITTER zegt, dat een en ander niet met
elkander te vergelijken is. De houders van benzine-pompen
hadden absoluut geen verdiensten meer, terwijl de ver
gunninghouders toch nog 55 van hun omzet hebben
behouden. Daarbij zijn de voorschriften met betrekking
tot het vergunningsrecht zeer positief.