16
14 JANUARI 1941.
in 1940 tewerkgesteld 2978 mannen en vrouwen, tegenover
1724 in 1939.
Onder de in 1940 teweckgestelden is begrepen een
aantal van bijna 900 plaatsingen in Duitschland. Niet
bekend is het aantal dergenen, die daarvan terugkeerden.
Het aantal aanvragen van werkgevers om arbeidskrachten
bedroeg in 1940: 2151 mannen en vrouwen, tegenover
2534 in 1939. Voldaan werd in 1940 aan 1512 tegenover
in 1939 aan 1719 van die aanvragen.
De werkloosheid onder de vrouwen is betrekkelijk gering.
Het gemiddeld aantal steuntrekkenden was over 1940
554, dat van de personen in werkverruiming 461, totaal
1015; dit is 210 minder dan in 1939.
Het hoogst aantal steuntrekkenden, hieronder de in
werkverruiming geplaatsten begrepen, in één week was in
1940: 1461 tegenover 1566 in 1939; het laagst aantal in
1940 739 tegenover 957 in 1939.
Het gemiddeld aantal in werkverruiming geplaatsten was
in 1940 113 meer dan in 1939.
Door de werkloozenkassen werd in 1940 ongeveer
f 82.000,— uitgekeerd tegen ruim f 81.000,in 1939.
De daaraan ten laste van de gemeente blijvende subsidie
was naar schatting f 33.000,dit is ongeveer gelijk aan
die van 1939.
Het loonbedrag van de in werkverruiming geplaatsten
bedroeg in 1940 f 456.641,-, in 1939 f 403.566,-. Aan
Rijkssubsidie zal daarvan naar raming worden terugont
vangen in 1940 f 452.075,- in 1939 werd f 399.530,-
terugontvangen
Aan steun werd verleend, alles inbegrepen, in 1940
f 306.000,— tegenover f 602.810,— in 1939.
Hiervan zal het Rijk naar raming in 1940 bijdragen
f 302.940,en in 1939 werd f 596.782,— terugontvangen.
Het Burgerlijk Armbestuur bedeelde in 1940 f 223.000,
terwijl nog f 64.000,— werd betaald voor kostgelden aan