14 JANUARI 1941. 21 jaar was op 1 Januari 1940: 277, op 1 Januari 1941; 444. Van het aantal geregistreerden zijn: 4514 werkend, 204 bij den Opbouwdienst en 204 niet werkend. De distributie is thans welhaast volledig in werking. De personeelsbezetting, die aanvankelijk bestond uit 4 personen benevens 4 agenten in de randgemeenten, is uitgebreid tot 26 personen in de centrale gemeente en ongeveer 12 in de randgemeenten. Het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers heeft steeds voor de uitreikingen snel krachten beschikbaar gesteld, zoodat deze vlot konden verloopen. De dienst heeft zich inmiddels verzekerd van ongeveer 40 losse krachten om telkens bij de uitreikingen in te zetten. De hoop, dat Breda door eene economische opleving weder spoedig financieel onafhankelijk zou zijn, is in het afgeloopen jaar niet in vervulling gegaan. Indien de oorlog niet was uitgebroken, zou, ofschoon de omstandigheden vóór dien niet bevredigend waren, toch reeds een vooruit gang in financieel opzicht zijn verkregen. Thans is niet te voorspellen, in hoever de lasten voor de gemeente zullen stijgen. Met kracht wordt gestreefd naar het laag houden der uitgaven. Het Stadsbestuur meent echter, dat de werk zaamheden, noodig om voor Breda in de toekomst eene vlugge ontwikkeling mogelijk te maken, niet mogen worden uitgesteld, temeer niet, omdat zij mede helpen de werk loosheid te verminderen. Uw College toont ons standpunt te deelen. Wij leven onder moeilijke omstandigheden en daarom is het noodig, dat wij onze veerkracht behouden, dat wij den onderlingen band verstevigen en dat wij eendrachtig samenwerken voor het heil van Breda en hare bevolking. Moge Gods zegen in 1941 op ons en ons werk rusten. De heer PLEIJTE zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Aan mij, als oudste lid van dezen Raad, is het een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 21