14 JANUARI 1941. 31 wel meente deze keten nu zou geven. Echter werd Van Aalst niet gevraagd een goedkoopere keten te ontwerpen; een prijs- limiet was niet opgegeven; er werd zelfs gezegd, dat er geld genoeg voor zou komen. Nadien komt er een schrijven op 30 Juli, waarin werd ge vraagd ontwerpen te maken voor een penning voor jubilea van ambtenaren. „Maar van zoodanige allure, dat de eere penning der gemeente Breda in cachet daarboven aanmerkelijk blijft uitsteken" (zie schrijven Burgemeester en Wethouders no. 1/2616). Voor ontwerpen moet men aan ware kunstenaars tenminste tijd laten. Op 13 September ontving Van Aalst een schrijven om toestemming te geven, den eerepenning in het groot bij Begeer te laten gieten in brons voor de stad Antwerpen. Hierover belde hij den Secretaris aanstonds op en vroeg hem, waar dat voor noodig was; dat het model bij hem berustte en dat hij op dit gebied meer presteerde van Begeer en dus geen toestemming gaf. In hetzelfde telefoongesprek op 13 September, waarin hij den Secretaris vroeg, de ontwerpen, te kunnen brengen, antwoordde de Secretaris hem, dat de penning intusschen reeds besteld was bij Begeer (hoewel de Raad der Gemeente, die op 25 Sept. vergaderde, nog geen crediet had verleend). Op de vraag van Van Aalst, of de Secretaris zich nog even herinneren wilde, wat hij gezegd had na den arbeid aan de keten van den Burgemeester, was het antwoord: „Je kunt mij niet voor consequent nemen!" Denzelfden dag schreef Van Aalst aan den Burgemees ter o.m. op welke verdiensten Begeer dan voor de stad Breda kon wijzen in vergelijk met hem, doch ontving hetzelfde antwoord, namelijk dat de penning al besteld was. Toen echter de Raad der Gemeente op 25 September het crediet moest verleenen, kwam de aap uit de mouw en wel, dat Be g e e r toch den eerepenning en dus het model van Van Aalst gebruikt had. In dezelfde vergadering heeft de heer M a b e 1 i s nog gevraagd, of de heer Van Aalst dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 31