14 JANUARI 1941.
33
vergadering van 7 November. Ook het crediet van 75,
met zooveel voor afslag etc. 115,door den Secretaris
aan Begeer beloofd en door den Raad verleend ook
later door Gedeputeerde Staten.
Het bedrag is alles bijeen 115,132,50 247,50
5,voor afslag tot een totaal dus van 252,50. Hooger
dus dan het bedrag, waarvoor door Van Aalst een nieuwe
penning met 2 nieuwe ontwerpen gemaakt wordt met inbegrip
van afslag en omzet.
Dat er nu ineens een alleszins geslaagd plan van Begeer
is voor die 132,50 zal een ieder en de Raad begrijpen; de
115,zijn weg, waarbij dan nog komt, dat de heer
Mabelis Burgemeester en Wethouders in de vergadering
van 7 Nov. nadrukkelijk gewaarschuwd heeft. Uit geheel
deze geschiedenis blijkt overduidelijk, dat er wel iets onregel
matigs hier geschied is, geheel buiten de schuld van den
Raad.
Ik stel derhalve de Raad der Gemeente Breda voor, den
penning niet bij Begeer te bestellen, omdat:
le. de opgave van Van Aalst nu goedkooper en beter
is dan Begeer;
2e. omdat bovendien de matrijzen, na gebruik, aan de stad
Breda of aan het Museum geschonken worden;
3e. omdat thans meer dan ooit en zeker onder de gegeven
omstandigheden de verplichting geldt, bij dezen Breda-
schen kunstenaar te bestellen.
Ik moge tot slot nog opmerken, dat het onlogisch is, dat
de kunstenaar, die een ontwerp maakt, dit niet mag uitvoeren.
De firma Begeer moet voor dit soort arbeid naar het bui
tenland, omdat zij van staal niet verkleinen kan. Bovendien
behooren haar machines niet tot de nieuwste op dit terrein en
zij laat dit werk dan ook in België en Frankrijk onder toe
zicht maken.
Wat de opmerking ten aanzien van vlotte afwerking en
tijd betreft, die hier aan het adres van den heer Van Aalst
gemaakt zijn, moge ik opmerken, dat de kunst universeel is