34 14 JANUARI 1941. en nooit aan tijdelijke grens gebonden. Dit geldt ook voor het maken van een ontwerp, dat bij echte kunstenaars niet in een bepaald voorgeschreven tijd te dwingen is. De heer MABELIS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Nu deze aangelegenheid opnieuw aan de orde komt, wensch ik daar nog een enkel woord over in het midden te brengen. Het komt mij voor, dat in de mededeelingen van Burge meester en Wethouders deze zaak wel wat heel eenvoudig wordt gesteld en dat de heer Van Aalst daarbij in een minder prettig licht komt te staan, waarmede deze Bredasche kunstenaar m.i. niet geheel recht wordt gedaan. 30 Juli werd èn aan de firma Begeer èn aan den heer Van Aalst gevraagd een ontwerp voor een aan de ambtenaren uit te reiken penning in te zenden. De firma Begeer antwoordt 3 dagen later, op 2 Augus tus, de heer Van Aalst laat voor het eerst op 18 Septem ber iets van zich hooren. Dat schijnt zeer actief van de firma Begeer; van den heer Van Aalst, nu ja ietwat nonchalant. Maar ik meen, dat het niet meer is dan schijn. Wat toch is het geval? Aan de uitnoodiging tot het inzenden van een ontwerp was de voorwaarde verbonden, dat: „Het ontwerp en niet het minst de uitvoering, al is deze in „zilver gedacht, vanzelfsprekend een penning van zoodanige „allure dienen te geven, dat de eerepenning der gemeente „Breda in cachet daarboven aanmerkelijk blijft uitsteken." De vorm dezer uitnoodiging wijst er toch wel op, dat niet gedacht werd aan een meer of minder getrouwe nabootsing van den eerepenning. Het ligt m.i. voor de hand, dat de uitgenoodigden zich beraden over een nieuw ontwerp.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 34