14 JANUARI 1941. 37 V an Aalst recht kon doen gelden op het auteurschap van den eerepenning. Dit is inderdaad over het hoofd gezien door Burgemeester en Wethouders en de firma Begeer. Nadat het gebruik van het motief van den eerepenning voor het slaan van den jubileumpenning door den heer Van Aalst was geweigerd, kwam men voor een nieuwe keuze te staan. Er is toen door Burgemeester en Wethouders gelegenheid ge geven tot vrije concurrentie. Door den heer Van Aalst zoowel als door de firma Begeer zijn twee ontwerpen in gezonden. Het ontwerp-B e g e e r hebben Burgemeester en Wethouders in dit geval boven den penning-Van Aalst verkozen. Het gaat niet aan, dat men in alle gevallen per sé een Bredasch kunstenaar moet nemen. Het ontwerp-V a n Aalst beviel het College eenvoudig niet. Hadden Burge meester en Wethouders het fraaier gevonden dan het ont werp-B e g e e r, dan zouden zij het wel gekozen hebben, ook al was het wat duurder geweest. De correspondentie met den heer Van Aalst kan des- gewenscht in de Leeskamer ter inzage worden gelegd; men zal er evenwel niets nieuws uit lezen. Spr. stelt voor, het voor stel van Burgemeester en Wethouders te volgen en de zaak niet op te blazen tot iets bijzonders. De heer MABELIS ziet in het antwoord van den Voor zitter een bevestiging van zijn betoog. Men had niet de fout moeten begaan, het motief van den eere-penning te gebruiken. Op zijn vraag: of Burgemeester en Wethouders de beide ontwerpen met elkander hebben kunnen vergelijken en of zij op grond daarvan de keuze op het ontwerp-B e g e e r hebben laten vallen, heeft Spr. het antwoord bekomen; hij weet nu, dat het ontwerp-V an Aalst den tweeden keer is afge vallen omdat het door Burgemeester en Wethouders niet fraai werd gevonden. De heer MEIJS wil aannemen, dat hetgeen de Voorzitter heeft medegedeeld juist is. Volgens de mededeelingen van den heer Van Aalst is echter het maken van den penning

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 37