14 JANUARI 1941. 41 om de ontwerpen voor den Raad ter visie te leggen, niet anders heeft gedaan dan om den Raad de overtuiging te schenken, dat Burgemeester en Wethouders een goede keus hebben gehad. Het was geenszins als insinuatie bedoeld. De VOORZITTER heeft zooeven al gezegd, dat er geen bezwaar tegen bestaat, de ontwerpen ter visie te leggen. De heer Van der Werf heeft echter zelf te kennen gegeven, dat hij overtuigd wil worden. Dit wijst nu niet bepaald op veel vertrouwen. De heer CRUL vraagt, of het niet beter zou zijn, de ver gadering thans voor 10 minuten te schorsen, ten einde den leden gelegenheid te geven de ontwerpen te bezichtigen. De VOORZITTER zegt, dat het College dit als een bewijs van wantrouwen in zijn beleid zou opvatten, daar de Raad dan de beslissing over de keuze van den penning in handen zou nemen. De heer LAURE1J begint met te zeggen, dat zijn hoofd koel is gebleven. Spr. heeft met belangstelling naar de uiteen zettingen geluisterd. Hij is het met den heer V a n d e r W erf eens, dat de loop van zaken in het eerst minder prettig is geweest voor den heer Van Aalst. De Voorzitter heeft dit in zijn uiteenzetting ruiterlijk erkend. Door diens zakelijke uiteenzetting is Spr. volkomen bevredigd. Daaruit is immers gebleken, dat zoowel de heer Van Aalst als de firma Begeer de gelegenheid hebben gekregen, ontwerpen in te zenden, waarbij het ontwerp-B e g e e r door Burgemeester en Wethouders het meest geschikt is bevonden. De zaak heeft dus verder een normaal verloop gehad. Spr. stelt derhalve voor, thans overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders te besluiten. De heer SPOELDER neemt aan, dat de fout, welke tegen over den heer Van Aalst gemaakt is, onbewust is begaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1941 | | pagina 41