14 JANUARI 1941.
49
De VOORZITTER antwoordt, dat de Gemeente zelf al
heeft gezorgd voor pakhuisruimte. Het is, zegt Spr., met het
opbergen van kool een moeilijk geval: de een beweert, dat
kool spoedig bederft, de ander zegt van niet.
De Gemeente heeft naar beste weten de kool onder des
kundige leiding doen opbergen. Zij had ze liever bij de
grossiers ondergebracht, maar dezen wilden niet medewerken,
tenzij de Gemeente het risico geheel voor haar rekening nam
en de winst voor hen was. Hierin kon de Gemeente niet
treden; de grossiers behoorden toch eenig risico te dragen,
daar zij anders geen belang zouden hebben bij het op het
juiste moment van de hand doen van de kool.
De heer SPOELDER vraagt, of de Voorzitter de zeker
heid heeft, dat de 300 ton aardappelen, welke het Rijk hier
heeft opgeslagen, alleen bestemd zijn voor deze gemeente.
De VOORZITTER verklaart, in dien zin een toezegging
te hebben bekomen van de Akkerbouwcentrale.
De heer LEEMAN vraagt, waar de aardappelen opgesla
gen zijn.
De VOORZITTER: In de kelders van het Preservenbe-
drijf te Princenhage en elders. U kunt daarvan een schrifte
lijke opgaaf krijgen, indien U dat wenscht.
Zonder verdere bedenkingen wordt daarop con
form het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders besloten.
32. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot be
schikbaarstelling van een crediet in verband met het oprichten
van gaarkeukens (Bijlagen 1941, No. 14).
/■oor raad
3 zijn.
De heer HEER weet niet, of er nog gelegenheid is, zich
voor deze voedselverstrekking op te geven. Zoo niet, dan